|
|
\require{AMSmath}
Reageren...
Re: Verloop functies
Ja op die manier wel. Maar wat is er verkeerd als ik ik dat met emachten doen, dus ik vervang de cos door zijn emachhten , analoog voor sinus, dan plaats ik respectievelijk 2 en 2i dat afkomstig is van de formule van de emachten (cos en sin). Nu is die rechterlid dan gelijk aan 2·5i/2.3.i = 5/3 dan doe ik emachten van de cos = 5/3 · emachten van sinus ik herschik alles van de emachten (met - exponent, en postieve exponent) vervolgens neem ik de Ln van beide leden en dan kom ik uit dat iz = -iz Þ dus z=-z Þ z kan niets anders zijn dan 0. Waar zit dan de redeneerfout?
Antwoord
dag Raymond, Je redenering is goed, maar je maakt een rekenfout. Ik vermoed dat de fout zit in een minteken. de e-machten met + exponent hebben de coëfficiënt 1-5/3 = -2/3 de e-machten met - exponent hebben de coëfficiënt -1-5/3 = -8/3 Dit zijn dus verschillende coëfficiënten. groet,
Gebruik dit formulier alleen om te reageren op de inhoud van de vraag en/of het
antwoord hierboven. Voor het stellen van nieuwe vragen kan je gebruik maken
van een vraag stellen in het menu aan de linker kant. Alvast bedankt!
|